Opeens moest ik denken aan een verhaal dat ik lang geleden heb gehoord.
Een molenaar en zijn zoon gingen met hun ezel naar de markt. Terwijl ze elk aan een kant van de ezel liepen, passeerden ze een boer, die zei: “Jullie zijn gek! Welk nut heeft een ezel behalve dan dat je erop kunt rijden?”
En dus hijste de molenaar zijn zoon op de ezel en zo zetten ze hun weg voort. Maar al gauw passeerden ze een groep ouderen. Eén van hen zei: “Kijk daar, die luie jongen! Hij laat z’n vader wandelen terwijl hij lekker op de ezel kan zitten.”
En dus beval de molenaar zijn zoon om af te stijgen en ging zelf op de ezel zitten. Maar niet veel verder kwamen ze twee vrouwen tegen, waarvan de ene tegen de andere zei: “Schandalig, die slungel die zijn arme zoontje zo achter die ezel aan laat strompelen”
Wel, de molenaar wist even niet meer wat gedaan, maar uiteindelijk tilde hij zijn zoon voor hem op de ezel en reden samen verder. Ondertussen waren ze bij het dorp aangekomen en de voorbijgangers begonnen hen uit te jouwen en na te wijzen. De molenaar stopte en vroeg waarom ze zo deden. De mensen zeiden: “Ben je niet beschaamd om dat arme dier zo te overladen, jij en die lompe zoon van je!”
De molenaar en zijn zoon stapten van de ezel en dachten diep na wat ze nu moesten doen. Ze dachten en dachten en uiteindelijk hakten ze een dikke tak af, bonden de ezel z’n poten eraan vast en hesen de tak met de ezel op hun schouders.
Zo gingen ze verder onder het luidkeels gespot van iedereen die ze tegenkwamen. Tot ze op de brug voor de markt kwamen waar de ezel een achterpoot los schopte, waardoor de zoon schrok en de tak uit zijn handen liet vallen. De ezel spartelde, viel over de brug in het water en verdronk aangezien zijn voorpoten nog vastgebonden waren.
“Dat zal jullie leren,” zei een oude man die hen had gevolgd: “wat je ook doet, je doet nooit voor iedereen goed.”
Æsopus (zesde eeuw voor Christus) Fabel no. 62 (The man, the boy and the donkey)