Om half acht begon onze eerste volledige dag in IJsland. Wij hadden lekker geslapen en moesten denken aan zij die via Frankfurt pas rond half 1 ‘s nachts in IJsland aangekomen zouden zijn. Na een eenvoudig maar lekker ontbijt, vertrokken we om half tien het land in, op weg naar avontuur. En ondertussen mét GPS. De avond eerder, was ik vergeten te vermelden, waren we nog inkopen gaan doen. Wat brood, beleg en water. Vooral dat laatste werd vreemd onthaald door de (knappe) winkeljuffrouw en een IJslandse klant. Vol verwondering vroegen ze waarom we niet gewoon uit de kraan dronken, dat deden zij immers ook. Maar gezien het water lichtjes naar zwavel rook, hielden we het toch op flessenwater.
Onderweg maakten we een tussenstop aan het Þingvallavatn, het grootste natuurlijke meer in IJsland waar ongelooflijk veel stapels stenen op de oever staan. Voor het Verborgen Volk. En waarschijnlijk ook voor de toeristen, want terwijl wij daar rustig aan het rondwandelen waren, werd er een bus Japanners gedropt die vol enthousiasme begonnen aan hun fotosessies. Tijd voor ons om door te rijden.
Onze volgende halte lag in Þingvellir, één van de nationale parken in IJsland. Gezien we ondertussen al redelijk onderweg waren, begonnen we stilletjesaan aan een toiletbezoek te denken en gelukkig was aan de ingang van Þingvellir een deftig toilet! Naarmate we dat naderden, begon het ons te dagen dat we een alternatief zouden moeten zoeken: toegang was 200ISK (omgerekend zo’n €1,20) hetgeen niet alleen veel was, maar we hebben tijdens onze reis geen cent IJslandse kronen in het echt gezien, dus we zouden het niet eens kunnen betalen. Voorlopig zo verder wandelen dus.
In Þingvellir waren we hoegenaamd niet alleen. Het liep er vol toeristen, maar de meesten gingen niet verder dan de ingang waardoor wij een heerlijk rustige wandeling konden maken in een lekker warm IJslands zonnetje en naar een kleine nederzetting met kerkje. De ganzen met hun kleine gansjes en hun grote strontjes lieten we zoveel mogelijk met rust. Na de wandeling waren we toch zeer tevreden met ons flessenwater: een kraantje was hier niet zomaar beschikbaar. En het was toen pas dat ik mijn blik liet werpen op wat er op die fles stond en de namen van alle meren in IJsland heel vertrouwd deed klinken. Vatn. Water. En ik nam er een lekker grote slok van.
Onze tocht leidde ons ‘s middags door een dorpje naast Laugarvatn en we besloten een hapje te eten. Niet eenvoudig, het dorpje was een tankstation en vijf huizen groot. Helaas was de enige eetgelegeneid een fastfood restaurant maar gezien we honger en háttvatn hadden, besloten we toch maar binnen te gaan. Het viel best mee.
Wanneer we later aan de Geysir kwamen, was het redelijk aan het regenen. Op de wandeling word je begroet door Litli Geysir en leidt je naar de Strokkur Geysir. Die laatste spuit elke paar minuten water tientallen meters de hoogte in. Toen wij er waren, explodeerde hij zelfs elke twee minuten. We hadden meer geluk dan zij die na ons kwamen, want nadat hij vijf keer na elkaar actief was, deed hij gedurende een kwartier niks meer. De omgeving had trouwens een sterke zwavelgeur. Na de actieve geiser en omgeving op foto en video vastgelegd te hebben, trokken we verder door naar Gullfoss.
De enorme waterval lag voor ons uit en door de enorm krachtige wind die er stond hadden we niet alleen veel moeite om recht te staan (we werden letterlijk – en ik bedoel letterlijk – van het rechte pad geblazen), we werden ook vrij nat door het water dat een paar honderd meter verder de dieperik instortte. Boven op de waterval riskeerden enkele waaghalzen (lees: fotografen) hun leven door over de omspanning te kruipen en zo dicht mogelijk bij de waterval te komen. Dom idee. Gevaarlijk en bovendien heb je een mooier zicht wanneer je verder van de waterval blijft.
De vier vrouwen die we op de luchthaven hadden gesproken, kwamen we er ook tegen. Zij waren via Frankfurt gekomen en waren pas om half vier ‘s nachts in IJsland geland: ook hun vlucht had twee uur vertraging. Ze wisten dat andere toeristen via Engeland zouden reizen en nog anderen zouden een overnachting in Parijs boeken om daar de volgende dag om acht uur ‘s ochtends te vertrekken.
Ondertussen was het avond en trokken we naar de eerste boerderij waar we zouden overnachten. Sel is eerder een huis waar het water uit de kraan echt een indringende zwavelgeur had en Tine’s zilveren juwelen sloegen er helemaal geel van uit. Wat waren we blij met ons flessenwater. We hadden de keuze om een heerlijk diner te kiezen die de vrouw des huizes zelf zou klaarmaken, maar contant moest betaald worden en helaas hadden we – dus – geen enkele kroon bij en ook euros hadden we niet genoeg. Dat werd dus picknick op het bed.
De intense, geweldig prachtige maar vermoeiende dag eindigde om 9u in dromenland.