Lang geleden. Elke zondag gingen we bij Moeke eten. En als klein jongentje vond ik daar wel het ene of het andere om mee te spelen. Op één van die zondagen had ik een leeg garenklosje gevonden en was daarmee beginnen spelen. Veel meer weet ik daar niet van, maar ik weet wel dat ik – toen we naar huis gingen – dat garenklosje mee wilde nemen. Van moeke mocht dat. “Maar wel terugbrengen, hé”, zei ze. Geen probleem, ik naar huis met mijn klosje. Uiteraard ging ik ook slapen met dat klosje.
Ik sliep goed. Tot ik wakker werd van een geluid. Ik deed mijn ogen open en zag dat een schaduw van een man. Ik vergeet het nooit. Kromme haakneus, vooruitstekende kin, kromgebogen kwam hij dichter en dichter. De schaduw, want aan de andere kant zag ik helemaal geen man. Er was enkel de schaduw. Hij lachte zachtjes “hèhèhè” toen hij zijn hand uitstak en zijn lange vingers mijn klosje uit mijn handjes nam. Hij draaide zich om, lachte nog eens en wandelde weg, richting de deur waar hij versmolt met andere schaduwen die door mijn venster naar binnen vielen.
Ik bleef stil liggen. Doodstil. Dit moest ik aan papa vertellen, maar ik durfde niet uit mijn bed te komen… Maar ik moest dit vertellen. Na een hele poos moed bijeen rapen, sprong ik dan toch uit mijn bed en ging mijn ouders wakker maken: “Papa, papa! Er zit een meneer in mijn kamer”. Hoewel hij eerst zei dat er niemand was, bleef ik aandringen en kwam hij uiteindelijk mee en toen hij het licht aandeed, verdwenen alle schaduwen meteen. De kamer was nu een lichtovergoten ruimte. Zonder schaduwen van meneren. Mijn vader keek onder het bed, onder mijn bureau, in de kast… Nergens iemand te bespeuren. En hoewel ik, toen het licht uit ging, een tijdje waakzaam rondkeek, ben ik toch terug in slaap gevallen.
De volgende morgen ben ik op zoek gegaan naar mijn klosje. Ik heb het nooit meer teruggezien.
Toen ik vandaag wat rondsurfte over Flickr, stootte ik op een foto, geïnspireerd door een andere. Da’s niks speciaal, dat gebeurt nog wel eens. Toen ik doorklikte, kon ik mijn ogen niet geloven. Daar stond die schaduw! Nosferatu heet dat ding. Wilde gedachten spoken nu door mijn hoofd. Is dat ding echt in mijn kamer geweest? En het belangrijkst van al: wat heeft hij met mijn klosje gedaan?
Dat was een droom die jij als kindje als echt ervaarde. Je hebt dat zo hard in je hoofd geprent, dat je dat nu nog steeds gelooft. Don’t worry.
Hoop ik.