De zon straalde door de raam op ons gezicht. We deden onze ogen open op wat de laatste dag in IJsland zou worden. De reisgids voorzag dat we vandaag in Reykjavik zouden blijven, maar we wisten sinds Akureyri dat de stad niet echt voor ons was. We besloten dus om terug te rijden naar enkele bezienswaardigheden en wandelingen die we gisteren niet meer konden doen wegens tijdsgebrek.
Een heel eind terug betekende een bezoek aan de langste basaltzuilenrij op IJsland, waar we al snel van wegreden richting het domein waar de Eldborg explosiekrater lag. Dit ding is plots ontstaan in een enorme vlakte waar lava het nodig vond om naar de oppervlakte te komen en een gat van een paar honder meter te slagen.
Aan het begin van de wandeling moesten we over een brug. Een aantal IJslanders waren net bezig met het afbreken ervan, al verraadden de houten planken in hun aanhangwagen wel dat het om een onderhoud ging. We konden nog net over.
Het was een tocht van twee uur door het begroeide lavaveld die tijdens de uitbarsting was ontstaan. Ook zijn we op de krater geweest. Met een rand van anderhalve meter breed en een sterke wind was het vooral beangstigend om daar bovenop te staan. Al snel hadden we de steile klim naar beneden ingezet om terug op de vaste grond en een hele tijd later bij de auto te geraken.
Terug aan de brug waren de mannen net de laatste hand aan het leggen aan de brug. Die IJslanders weten wel wat doorwerken betekent. In een paar uur een brug herstellen, dat wil ik ze in België wel zien nadoen.
Met zicht op een bende paarden in de zon hebben we in de auto gepicknickt en reden dan verder naar Reykjavik. We hadden twee keuzes: rechtstreeks via de tunnel onder Hvalfjörður of het hele fjörd rond. Dit laatste konden we doen wanneer we nog wat tijd over hadden. Wat dacht je. We waren met vakantie. Natuurlijk hadden we tijd over! En wat waren we blij dat we niet voor de donkere duisternis hadden gekozen: het fjörd baadde in de zon en leefde prachtig op. We hebben onze tijd rustig genomen en kwamen ‘s avonds vrij vroeg aan in Reykjavik. Daar hebben we eerst de auto nog wat gewassen. Dan hebben we gegeten in een steakhouse waar ze een puffin- of whale-menu hadden. Hoewel net die menu’s ons naar binnen hadden gelokt, hebben we uiteindelijk niet voor de puffin, maar voor vis gekozen. Monkeyfish.
Rustigaan zonder al teveel haast reden we de luchthaven op. We hebben er nog een paar uur zitten wachten alvorens we konden inchecken en richting vliegtuig konden wandelen.
Voor en tijdens deze reis hebben we steeds gedacht aan hoe we misschien zouden vast komen te zitten doordat de Katla op uitbarsten stond. Die Katla zou onze plannen danig in de war kunnen sturen. Maar, behalve een paar aardbevinkjes, hielt ze zich redelijk rustig. Tegen het einde van de reis dachten we er zelfs niet meer aan dat de vulkaan ons net op het laatste nippertje zou kunnen vasthouden op de luchthaven, en dat voor enkele weken.
Toen we naar het vliegtuig wandelden echter, zagen we dat de Katla toch nog ging beslissen over onze terugkeer. Het vliegtuig dat ons moest terugbrengen, had de naam Katla gekregen.
Uiteraard waren we blij dat we een paar uur later veilig in Brussel aan kwamen, al hadden we het niet erg gevonden wanneer de reis nog een weekje langer had geduurd 🙂